MINERALEN EN SPORENELEMENTEN

In dit deel beginnen we met het definiëren van het concept van mineralen zelf – wat niet eenvoudig is. Het is een groep stoffen die van groot belang zijn voor de chemie van het lichaam en voor de functie van verschillende organen. Er wordt meestal een indeling gemaakt in macromineralen en micromineralen. Deze laatste groep wordt vaak ook wel sporenelementen genoemd. De groep van macromineralen omvat calcium, fosfor, magnesium, natrium, kalium en zwavel. Sporenelementen zijn onder meer ijzer, koper, jodium, kobalt, mangaan, selenium, zink en molybdeen.

Zoals je ziet gaat het om een vrij grote groep stoffen. Tot op zekere hoogte regelt het paard zelf de opname – een regulerend mechanisme dat wordt aangestuurd door hormonen. Bovendien is er een interactie tussen verschillende mineralen, zodat een teveel of tekort aan de ene stof het vermogen om een andere te absorberen kan beïnvloeden. In ons land is er bijvoorbeeld vaak een bepaalde overmaat aan kalium, omdat ons Zweedse ruwvoer vaak hoge gehaltes van deze stof heeft. Het kaliumoverschot betekent onder andere dat het vermogen van het paard om magnesium op te nemen wat verminderd wordt. Het feit dat het paard tot op zekere hoogte de opname van mineralen reguleert, betekent niet dat paardeneigenaren zich niet meer kunnen bekommeren om de mineralenbalans in het voerrantsoen. Als een paard bijvoorbeeld te weinig van een minerale stof krijgt, ontstaat er vanzelf een tekort aan deze stof. Het paard kan het zelf niet corrigeren – ondanks de regulerende mechanismen die het heeft. Daarnaast hebben we al met een voorbeeld laten zien hoe een teveel aan het ene mineraal kan leiden tot een verminderde opname van een ander, waardoor de mineralenbalans wordt verstoord. Een te hoge inname van bepaalde mineralen betekent ook een verhoogde belasting van verschillende organen in het lichaam.

Het is belangrijk dat bij de opbouw van het voerrantsoen rekening wordt gehouden met aanzienlijke verstoringen in de mineralenbalans. Sommige afgewerkte voedingsmiddelen hebben een samenstelling die een teveel aan of tekort in het natuurlijke mineraalgehalte van de voercomponenten corrigeert.

Dierenartsen hebben ook meer aandacht besteed aan de levering van koper aan opgroeiende paarden. Er zijn aanwijzingen voor een mogelijk verband tussen kopertekort en de aandoening die gewoonlijk "los bot" (osteochondrose) wordt genoemd bij jonge paarden, hoewel osteochondrose een multifactoriële gezondheidsstoornis is. Koper dat aan in de fabriek gemaakte voeders wordt toegevoegd, moet chemisch worden gebonden in organische vorm – d.w.z. in de vorm waarin paarden het gemakkelijkst worden opgenomen. Dit geldt ook voor het sporenelement selenium.

De verhouding tussen calcium en fosfor wordt vaak besproken in het kader van het voeren. Het is belangrijk om te zorgen voor een voldoende hoeveelheid en een goede verhouding van calcium en fosfor, omdat beide onder andere belangrijk zijn voor de structuur van de botten. Calcium en fosfor bevinden zich in een delicate evenwichtsrelatie met elkaar, en de een beïnvloedt de opname van de ander. Het probleem is ook dat het vermogen van paarden om fosfor op te nemen aanzienlijk kan variëren van persoon tot persoon - en ook van het ene moment op het andere. De bacteriële flora van de dikke darm is ook van cruciaal belang voor de opname van fosfor, aangezien dit voornamelijk door de werking van bacteriën gebeurt. Om de uitgebalanceerde verhouding calcium/fosfor die via het voer wordt aangevoerd goed te kunnen opnemen, moet de dikke darm dus goed functioneren. Aangezien het vezelgehalte een grote invloed heeft op de micro-organismen in de dikke darm en de functie van de dikke darm, speelt ook het vezelgehalte in het voerrantsoen een grote rol bij de fosforopname.

De balans tussen sporenelementen en mineralen is over het algemeen gevoelig. Het is daarom van groot belang dat het aanvullende/minerale voer dat aan het paard is gegeven, ook echt ontwikkeld is voor paarden en zorgvuldig is afgestemd op hun specifieke behoeften en het gebruikte ruwvoer. Een mineraal of aanvullend diervoeder dat bijvoorbeeld voor vee is ontwikkeld, kan vaak leiden tot verstoringen in dit evenwicht – en het is dus contraproductief.