Energie

De energiecomponenten van paardenvoer zijn essentieel voor de lichaamsfuncties van het paard. Zowel het bewegingsapparaat als de interne processen van het lichaam hebben energie nodig als ‘brandstof’.

Het vermogen van paardeneigenaren om het rantsoen aan te passen aan de behoeften van het paard is cruciaal voor zijn prestaties en welzijn. Laten we enkele belangrijke aspecten bespreken die van invloed zijn op de energiebehoefte van een paard.

Energiebronnen

  • Vezelrijke energie: De primaire energiebron in het dieet van een paard bestaat uit ruwvoer (zoals gras, hooi, kuilvoer, stro, enz.). De energie in het ruwvoer wordt opgenomen in de dikke darm van het paard via microbiële fermentatie van cellulose.
  • Koolhydraten: Zetmeel en suikers – komen van nature voor in hooi, maar worden ook toegevoegd in de vorm van bijvoorbeeld melasse en granen.
  • Vet: Komt voor in bijvoorbeeld haver en wordt ook toegevoegd in de vorm van plantaardige oliën.

Verhoogde energiebehoefte

Intensievere training en beweging leiden altijd tot een verhoogde energiebehoefte. De meeste paardeneigenaren zijn zich hiervan bewust en leren hoe ze de energievoorziening kunnen aanpassen aan de energiebehoefte van hun paard.

Er zijn echter ook andere – vaak over het hoofd geziene – situaties waarin de energiebehoefte net zo hoog is. Koude weersomstandigheden leiden bijvoorbeeld tot een vaak onderschatte ‘verschuiving’ in de energiebehoefte van het paard. Veel paardeneigenaren begrijpen de gevoelstemperatuur van wind en regen niet goed, wat alleen gecompenseerd kan worden door een verhoogde energie-inname. Als de energie-inname niet wordt verhoogd, zal het paard opgeslagen energie, d.w.z. vet, afbreken om warmte te produceren. Hierdoor begint het paard zijn isolerende vetlaag te verliezen, wat bij aanhoudend koud weer een vicieuze cirkel veroorzaakt.

Andere energie-intensieve processen zijn dracht, lactatie en groei. De energiebehoefte in de laatste fase van de dracht en de aanzienlijk verhoogde energiebehoefte tijdens de lactatie worden vaak onderschat. De energiebehoefte van een zogende merrie is aanzienlijk hoger dan die van een niet-zogende merrie. De behoefte aan extra energie is vooral groot tijdens de eerste drie maanden na het veulenen. Men schat dat de energiebehoefte van een merrie tijdens de lactatie verdubbelt vergeleken met de eerste maanden van de dracht (eerste trimester).

Verschillende energieconcepten

In Zweden wordt energie gemeten in MJ (megajoules). We zullen later bespreken hoe verschillende landen energie meten. Laten we eerst kijken naar verschillende manieren om energie te definiëren:

  • Bruto-energie – de totale hoeveelheid energie in het geconsumeerde voer.
  • Verteerbare energie (DE) – de bruto-energie van het voer minus de energie-inhoud van de uitwerpselen.
  • Metaboliseerbare energie (ME) – de verteerbare energie minus de energie die wordt uitgescheiden via urine en als verbrandbare gassen.
  • Netto-energie (NE) – de metaboliseerbare energie minus de energie die wordt gebruikt bij het eten en verteren van voedsel.

In Zweden wordt het energiegehalte van voer gemeten in MJ metaboliseerbare energie (ME). In Denemarken en Noorwegen wordt energiebehoefte en voederinhoud gemeten in NE (netto-energie) en FU (voedereenheden), terwijl in Frankrijk de voederinhoud wordt gemeten als netto-energie (NE). In Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de VS wordt de definitie van verteerbare energie (DE) gebruikt. In de VS en sommige andere landen wordt ook de definitie van Mcal (megacalorieën) gebruikt om energie te meten. Soms wordt het energiegehalte van voer gespecificeerd als energie per kilogram voer of per kilogram droge stof.

Het bovenstaande toont het belang aan voor paardeneigenaren die ervoor kiezen om hun paardenvoer uit het buitenland te importeren, om aandacht te besteden aan de manier waarop het energiegehalte wordt aangegeven.